In de vorige berichten in deze reeks over het rijden van een samengestelde wedstrijd mennen zijn we ingegaan op de voorbereiding en de dressuur en vaardigheid. Hieronder geven we meer uitleg over het meest spectaculaire onderdeel de marathon.
Proef B – Marathon
De marathon bestaat uit twee trajecten het A-traject (het wegtraject) en het B-traject (de marathon). Tussen en na deze trajecten zijn overgangstrajecten, een uitstap traject en verschillende veterinaire controles.
Verschillende trajecten
- A-traject
- Overgangstraject (kan onderdeel zijn van A-traject, de gemiddelde snelheid van het A-traject is dan lager)
- B-traject
- Uitstap
Tussen de verschillende trajecten moet je soms nog van de ene naar de andere plaats, ook daar zijn toegestane tijden voor aangegeven.
Het verkennen van het wegtraject en de marathon
Het is verstandig om de dag voor de marathon het parcours te verkennen. Neem een fiets mee om eenvoudig het wegtraject (A-traject) te verkennen. Meestal is het traject duidelijk aangegeven, maar om ontspannen te rijden is het verstandig het traject vooraf te verkennen. Je kunt dan ook zien op welke stukken je goed kunt draven, waar gevaarlijke oversteekpunten of kruispunten zijn en waar je liever wilt stappen.
Het B-traject is meestal eenvoudiger en gaat van hindernis naar hindernis, toch is het ook goed om je even te oriënteren hoe dit traject loopt. Er kunnen verplichte doorgangen in het traject zitten, als je deze mist wordt je gediskwalificeerd.
Tijdens de marathon moeten de verschillende trajecten op een bepaalde gemiddelde snelheid worden gereden. De snelheid is afhankelijk van de klasse en de omstandigheden. Bij het secretariaat krijg je bij aanmelding een tijdentabel waarop de tijden staan die gelden voor de wedstrijd.
De hindernissen zijn natuurlijk het belangrijkste om goed te verkennen. Let daarbij goed op dat je niet door een poort gaat die je nog niet gehad hebt. In de hindernis moet je de poorten van A naar E of F op volgorde rijden. Een reeds gereden poort is ‘vrij’ en mag je van elke kant rijden. Let goed op hoeveel poorten en welke hindernissen je moet rijden, Als je hindernis niet hoeft te rijden moet je meestal gewoon een rondje om de hindernis heen rijden, zie dit dan als een verplichte doorgang.
LET OP!!! De klasse L rijdt alleen de poorten A t/m E, de F poort mag dan niet genomen worden.
Let bij het verkennen goed op wat jouw paard of pony kan. Het ene is sneller op een lange lijn de andere kan kort draaien. De ene wisselt eenvoudig van een linker naar een rechter wending, de andere heeft hier meer moeite mee. Jij kent je paard of pony het beste, kies een lijn dit past bij wat jij en je paard of pony aan kunnen. Het is belangrijker dat het soepel loopt en je paard/pony niet stil komt te staan, dan dat je de kortste route neemt. Kies in je eerste paar wedstrijden voor de lange lijnen zodat jij, je groom en je paard of pony wat ervaring op kunnen doen.
Spreek tijdens het verkennen van de hindernissen met je groom af welke instructies hij/zij je geeft tijdens de wedstrijd. Je ben in de wedstrijd druk met het sturen van je paard of pony, de hulp van je groom is in de hindernis dan heel welkom. Zorg ook dat je groom weet welke kant je op gaat en welke alternatief lijnen je eventueel gaat rijden. Alleen dan kan je groom je goed helpen en, minstens zo belangrijk, zelf op de juist kant van de wagen zitten voor de stabiliteit.
Kijk ook altijd goed waar de start en finish van de verschillende trajecten zijn en waar je de veterinair vindt.